Naast ons culturele programma organiseren we tweejaarlijks de tentoonstelling ‘Joods Borne’, voor de hoogste twee groepen van alle Bornse basisscholen. Door persoonlijke en plaatselijke verhalen worden de onvoorstelbare gebeurtenissen van de Jodenvervolging en de tragische gevolgen daarvan dicht bij huis geplaatst. Ook is er aandacht voor het boek Het Achterhuis van Anne Frank en een film over haar.
Stevine Groenen, lang vrijwilliger bij ons Cultureel Podium, heeft altijd graag meegewerkt aan de tentoonstelling. Boek en film waren de inspiratie voor Stevine om het gedicht ‘Zaailing’ te schrijven.
‘Zaailing’ gaat over de kastanjeboom die Anne Frank vanuit het zolderraam van het Achterhuis kon zien.
Anne’s dagboekregels: ‘I don’t think of all the misery, but of the beauty that remains’ waren de inspiratiebron voor het gedicht.
Uit 1200 inzendingen in een internationale gedichtenwedstrijd met als thema ‘Beauty remains’ heeft Stevine voor haar gedicht een ‘Certificate of Poetic Excellence’ ontvangen.
Zaailing
In gedachten heb ik je daar zo vaak zien zitten, Anne, op de plankenvloer
bij het onverduisterde zolderraam, met uitzicht op de kastanjeboom,
de enige plek in het Achterhuis waar je vrij kon ademhalen, waar je
in de scheervlucht van zilverige meeuwen mee kon vliegen naar het strand, om daar
met je meisjeshanden een kasteel te bouwen van blauwe lucht, de zon weer te zien schijnen
in het water.
Je ster bungelde aan een draadje, verwaaide als een vlieger in de wind, een merel
verweefde hem zonder dralen in zijn nest en zong lieflijke nocturnes, dankbaar
stroomde je hart vol van tederheid, mooier dan vorig jaar de lente, de kastanje breder, van boven tot
onder gevuld met handvormige bladeren en witte toortsen voorzien van honingmerk om
bijen te verleiden, zelfs bloemtrossen geven bedekte boodschappen door, verkleuren als ze bevrucht zijn,
maar jij kon van ontroering niet meer spreken.
Gelukkig gaf je meer om herinneringen dan om jurken en hield je je vulpen bij de hand (al beweren
laserracisten van niet), zo gaf je in je dagboek met rood geruite kaft de wereld iets kostbaars mee:
we zien het voor ons, kunnen niet langer ontkennen dat we het wisten
hoe ’s avonds langs de huizen goede en onschuldige mensen liepen
met huilende kinderen in hun armen, steeds maar lopen, alles, alles,
gaat mee in de tocht naar de dood, schreef je.
Schoonheid ligt besloten in een stekelige felgroene bolster, binnenin
wist je een kern, glanzend als de vacht van de kat en het gewreven mahonie van meubels
in het bovenhuis aan het Merwedeplein, een zaailing in de aarde van een verborgen binnenplaats,
dit is wat je achterliet, je schrijfsels en mijn liefde voor een kastanje.
